De Wetenschap achter Yoga

Deze blogserie gaat over de wetenschap achter yoga en yoga therapie. Hoe kan yoga helpen voor specifieke fysieke en/of mentale klachten en hoe draagt het bij aan een algehele betere gezondheid? Wat werkt wel en wat werkt niet? En wat is wel of niet bewezen in eerder wetenschappelijk onderzoek? Deze vragen staan centraal in elke blog, waarbij de meest recente wetenschappelijke inzichten worden besproken. Zo krijg je als yogadocent, yogatherapeut, zorgverlener of yogabeoefenaar meer inzicht in hoe je evidence-based yoga oefeningen kunt integreren in je yogalessen, therapie sessies of eigen yogabeoefening. 

In deze eerste blog wordt uitgelegd wat yoga therapie is, hoe het verschilt van ‘normale’ yoga en hoe het kan worden toegepast. Yoga therapie wordt besproken vanuit verschillende theoretische invalshoeken, waarbij er aandacht is voor de filosofische grondslag van yoga, bottom-up neurofysiologische en top-down neurocognitieve mechanismen en de polyvagaal theorie, die wordt besproken in het licht van yoga therapie.

Wat is Yoga Therapie?

Het woord yoga is afgeleid van het woord ‘yuj’ in Sanskriet, en kan worden vertaald als ‘verenigen’ of ‘verbinden’. Vanuit deze betekenis verwijst yoga naar het verbinden van het lichaam, de geest en de ziel. Yoga kan gezien worden als een filosofie, een leefwijze of een systeem van oefeningen. Uit onderzoek is gebleken dat de beoefening van yoga kan bijdragen aan betere mentale en fysieke gezondheid. Yoga therapie, ten opzichte van yoga, richt zich meer op specifieke mentale en fysieke klachten en de verlichting van deze klachten. Daarnaast draagt het bij aan meer veerkracht, betere zelfregulatie en een algeheel verbeterd welzijn. Bij yoga therapie worden traditionele yoga-oefeningen en filosofie geïntegreerd met westerse medische en psychologische kennis. De oefeningen kunnen bestaand uit o.a. ademhalingstechnieken, yogahoudingen en beweging, ontspanningsoefeningen en meditatie. De definitie van yoga therapie volgens de International Association of Yoga Therapists (IAYT) is: “Yoga therapie is het proces waarbij individuen bekrachtigd worden om vooruitgang te boeken richting een verbeterde gezondheid en welzijn door de toepassing van yoga oefeningen.” [Nederlandse vertaling]. 1

Het verschil tussen Yoga en Yoga Therapie

De beoefening van yoga kan op zichzelf al therapeutisch kan zijn. Toch zijn er duidelijk verschillen tussen een yogadocent en een yogatherapeut, en tussen een yogales en een yoga therapie sessie. Een reguliere yogales wordt vaak gezien als een vorm van sport of beweging, ook al kunnen de redenen om naar een yogales te gaan van deelnemer tot deelnemer verschillen. Als yogadocent in een publieke yogales ligt de focus vooral op het bieden van de juiste instructies voor een correcte en veilige beoefening van yoga. Een yogatherapeut focust meer op de behoefte van zijn of haar cliënt, in plaats van het onderwijzen van een specifieke yogastijl. Door middel van een intake en assessment brengt een yogatherapeut de klachten en wensen van de cliënt in kaart, waarna de yogatherapeut een therapeutisch plan opstelt met yoga oefeningen om de klachten van de cliënt te verlichten. Het geven van yoga therapie vereist daarom een andere focus, andere vaardigheden en andere kennis dan het geven van een reguliere yogales. Deelnemers aan een reguliere yogales bemerken vaak ook therapeutische voordelen van een yogales – zoals beter slapen, minder stress en beter welzijn – doordat yoga inherent een therapeutisch element heeft. Desalniettemin, is er een verschil in focus, in de intentie tot deelname, in de achtergrond van de docent/therapeut en het doel van een yogales ten opzichte van yoga therapie. 2 3

Theoretische invalshoeken van Yoga Therapie

Wetenschap yoga

Een filosofische benadering

Yoga therapie kan een verandering teweegbrengen in de relatie die een individu heeft met zijn of haar ziekte, pijn of klachten. Vanuit de traditionele yoga filosofie is de beoefening van yoga gericht op het verminderen van menselijk lijden. Deze filosofische basis stelt dat lijden voorkomt uit de reactie op een verkeerde identificatie met lichamelijke, geestelijke en/of omgevingsfactoren. Door middel van yoga kan iemand zich bewust worden van bepaalde gedragspatronen die het lijden verergeren en leren deze patronen te veranderen voor een verlichting van het lijden en een streven naar eudaimonisch welzijn. 

Eudaimonisme is een ethisch concept ontwikkeld door de Griekse filosoof Aristoteles en verwijst naar een voortdurende en standvastige vorm van geluk in tegenstelling tot de meer vluchtige hedonische vorm van geluk die van voorbijgaande aard is. Er wordt gezegd dat eudaimonisch welzijn optreedt wanneer mensen leven in overeenstemming met hun ware, authentieke aard en met hun waarden. De verlichting van het lijden ligt volgens de yoga filosofie in de verandering van de identificatie met het lijden, waarbij je onderscheid leert maken tussen de werkelijkheid (prakriti) en het bewustzijn (purusa).  De werkelijkheid is alles van materiële aard dat kan veranderen, en het bewustzijn is datgene in ons dat niet verandert en altijd aanwezig is, vaak ook wel de ‘waarnemer’ genoemd. Volgens de yoga filosofie heeft de werkelijkheid drie eigenschappen (gunas) die ten grondslag liggen aan alles wat van materiële aard is, inclusief ons lichaam, onze geest en onze omgeving. Sattva, is de eerste eigenschap van kalmte, balans en helderheid. Rajas, is de eigenschap van activatie, energie en onrust. Tamas, is de eigenschap van passiviteit, zwaarte en stabiliteit. Deze drie eigenschappen sluiten elkaar niet uit, maar kunnen worden geïdentificeerd in elk bestaand object, inclusief onszelf. Volgens de yoga filosofie zijn het niet de eigenschappen van de werkelijkheid zelf die lijden veroorzaken, maar onze relatie tot kalmte (sattva), onrust (rajas) en passiviteit (tamas). De neiging om ons tegen deze eigenschappen te verzetten veroorzaken lijden of disbalans. Hierin zijn de werkelijkheid (prakriti) en het bewustzijn (purusa) zijn slechts een schijnbare eenheid. De kennis en beoefening van yoga is bedoeld om het individu te helpen beseffen dat het bewustzijn geen deel uitmaakt van de werkelijkheid met zijn lijden, en dat de werkelijkheid zonder het bewustzijn geen lijden ervaart. Hierdoor verandert de identificatie met het lijden doordat iemand inziet dat je de eigenschappen van de werkelijkheid (kalmte, onrust, passiviteit) kan ervaren, maar dat dit niet is wie je ‘bent’ of waar je je mee identificeert. 

Een chronische ziekte kan de waarden en betekenisgeving van een individu veranderen en heeft daarmee invloed op hoe iemand zichzelf ziet. De ethische waarden vanuit de yoga filosofie (bijv. de yamas en niyamas, of het concept dharma) kunnen helpen bij de ontwikkeling van eudaimonisch welzijn en het herstel van identiteitsgevoel. De verkenning van ethische waarden kan iemand helpen om de relatie en identificatie met de ziekte opnieuw te definiëren. Deze heroriëntatie van de identiteit en verbinding met belangrijke waarden, doelen en betekenisgeving kan de ervaring van het lijden veranderen. De beoefening van yoga (asana, pranayama en meditatie) zorgen in deze context voor meer overeenstemming tussen lichamelijke, geestelijke en omgevingsfactoren, waardoor een individu meer eudaimonisch welzijn en een verlichting van het lijden kan ervaren. 4

Bottom-up neurofysiologische en top-down neurocognitieve mechanismen

Yoga kan ook worden gezien als een breed toepasbare methode van fysieke en mentale training met meerdere tools voor zelfontplooiing en het verbeteren van zelfregulatie en veerkracht door zowel top-down als bottom-up mechanismen. Veel cognitieve gedragstherapieën focussen op cognitieve top-down mechanismen voor zelfregulatie. Yoga therapie omvat zowel cognitieve top-down mechanismen als neurofysiologische bottom-up mechanismen voor de regulatie van cognities, emoties, gedragingen en fysiologische processen. De specifieke componenten van de traditionele yogabeoefening die in hedendaagse contexten worden gebruik voor verbeterde zelfregulatie zijn: 1. ethische waarden en intenties (yamas en niyamas), 2. houdingen (asanas), 3. ademhalingsoefeningen (pranayama), en 4. meditatie bestaand uit gerichte aandacht (dharana) en open aandacht (dhyana). 

Het stilstaan bij ethisch gemotiveerde intenties en het richten van de aandacht zijn top-down neurocognitieve processen, waarvan is aangetoond dat ze psychologische stress verminderen en invloed hebben op de activiteit van het hormoonstelsel en zenuwstelsel, die betrokken zijn bij een stressreactie. De bottom-up neurofysiologische processen worden bevorderd door ademhalingsoefeningen en yogahoudingen- en bewegingen, en beïnvloeden het functioneren van het spier-skeletstelsel, het cardiovasculaire systeem en het zenuwstelsel (zie artikelen in de voetnoten voor een uitgebreidere uitleg over de werking van top-down en bottom-up processen). Hierbij is een duidelijk onderscheid tussen hoofd, hart en lichaam niet noodzakelijk. Veel studies schetsen zowel bottom-up invloeden op hogere hersenfuncties, en top-down regulatie van fysiologische processen. Cruciaal gebieden voor dit tweerichtingsverkeer tussen het lichaam en de hersenen zijn de hippocampus en de amygdala, die communiceren met zowel de hersenstam (verantwoordelijk voor levensfunctie zoals temperatuur, hartslag en ademhaling) en de prefrontale hersengebieden (verantwoordelijk voor cognitieve en emotionele functies). 

Aangezien yogaoefeningen zowel bottom-up als top-down mechanismen beïnvloeden, is het een goede methode om het lichaam en de regulerende systemen te onderzoeken wanneer een stressreactie zich voordoet. Fysiologische stressreacties kunnen worden opgewekt door uitdagingen die zich tijdens de yogaoefeningen voordoen, zoals een moeilijke yogahouding of negatieve gedachten. Terwijl deze zich voordoen, worden zowel bottom-up processen van beweging en ademhaling als top-down processen van aandacht en bewuste intentie constant gebruikt om balans in het systeem te herstellen. In vergelijking met enkel mindfulness-based oefeningen, is het de combinatie van bewegings-, ademhalings- en aandachtscomponenten van yoga, die directer de verschillende lichaamssystemen en hersengebieden stimuleren, met mogelijke verbetering van autonome, emotionele en cognitieve regulatie. 5 6

Polyvagaal theorie – Het zenuwstelsel, de vagus nerves en yoga filosofie

Polyvagaal verwijst naar de twee takken van de nervus vagus, de zenuwbaan die de hersenen verbindt met belangrijke organen in het lichaam en een primair onderdeel is van het parasympathische zenuwstelsel. Volgens de theorie is de nervus vagus een belangrijk kanaal voor de interoceptieve communicatie tussen ons brein en de zintuiglijke ervaringen van ons lichaam. Interoceptie, het vermogen om prikkels vanuit het eigen lichaam waar te nemen, is volgens de theorie essentieel voor het overbruggen van top-down en bottom-up mechanismen. De twee takken van de nervus vagus, de ventrale tak en de dorsale tak, hebben beide een andere functie die een rol spelen bij overlevingsreacties van het zenuwstelsel. 

Volgens de polyvagaal theorie zijn er drie verschillende neurale paden die geactiveerd kunnen worden als overlevingsreactie: 1. sociale communicatie, waarbij de ventrale tak van de nervus vagus een rol speelt, en met name plaatsvindt in een veilige omgeving, 2. mobilisatie of een vecht/vlucht reactie, die geactiveerd wordt door de sympathische zenuwbaan in een bedreigende situatie, 3. immobilisatie of bevriezingsreactie, die gecontroleerd wordt door de dorsale tak van de nervus vagus in een bedreigende situatie waarbij mobilisatie niet mogelijk is. Ook zijn er volgens de theorie nog twee andere reacties die optreden wanneer verschillende paden tegelijkertijd actief zijn: zo is er ruimte voor ‘veilige mobilisatie’ wanneer de ventrale tak en de sympathische tak tegelijkertijd worden geactiveerd, bijvoorbeeld in spelvormen en yoga. Zo wordt in yoga het lichaam gemobiliseerd, terwijl er aandacht is voor rust in de geest en de ademhaling. Wanneer de ventrale en dorsale tak tegelijkertijd worden geactiveerd is er ruimte voor zogenaamde ‘veilige immobilisatie’, waardoor er ruimte is voor het ontstaan van intieme sociale banden.  

In een recent theoretisch artikel is de polyvagaal theorie in verband gebracht met de gunas (de eigenschappen van de werkelijkheid) die onderdeel zijn van de filosofische grondslag van yoga. Zo wordt de sympathetische tak van het autonome zenuwstelsel gerelateerd aan rajas (de eigenschap van activatie, energie en onrust), de dorsale tak wordt gerelateerd aan tamas (de eigenschap van passiviteit, zwaarte en stabiliteit), en de ventrale tak wordt gerelateerd aan sattva (de eigenschap van kalmte, balans en helderheid). Hierdoor wordt een brug geslagen tussen de traditionele yoga oefeningen en filosofie waar yoga therapie op gebaseerd is en westerse medische en psychologische kennis van neurofysiologische en neurocognitieve processen.7

Samengevat

De combinatie van oefeningen in yoga therapie (ethisch waarden en intenties, houdingen en bewegingen, ademhaling en meditatie) bieden samen een holistische therapeutische vorm gericht op het reguleren van cognitieve, affectieve en fysiologische processen ter bevordering van iemands zelfregulatie en veerkrachtigheid. Door het oefenen met het reguleren van de verschillende processen op de yogamat, ontwikkelt de beoefenaar vaardigheden die gegeneraliseerd kunnen worden naar het dagelijkse leven buiten de mat voor een flexibelere reactie op alledaagse uitdagende situaties.

  1. IAYT definition of Yoga Therapy: “Yoga therapy is the process of empowering individuals toward improved health and well-being through the application of the teachings and practices of yoga.”
  2. Kraftsow, G. (2014). The Differences Between Yoga Teacher Training Programs and Yoga Therapist Training Programs. International Journal of Yoga Therapy, 24, 15-16.
  3. Kraftsow, G. (2014). The Distinction Between a Yoga Class and a Yoga Therapy Session. International Journal of Yoga Therapy, 24, 17-19.
  4. Sullivan, M. B., Moonaz, S., Weber, K., Taylor, J. N., & Schmalzl, L. (2018). Toward an explanatory framework for yoga therapy informed by philosophical and ethical perspectives. Altern. Ther. Health Med, 24, 38-47.
  5. Gard, T., Noggle, J. J., Park, C. L., Vago, D. R., & Wilson, A. (2014). Potential self-regulatory mechanisms of yoga for psychological health. Frontiers in Human Neuroscience, 8, 770.
  6. Schmalzl, L., Powers, C., & Henje Blom, E. (2015). Neurophysiological and neurocognitive mechanisms underlying the effects of yoga-based practices: towards a comprehensive theoretical framework. Frontiers in Human Neuroscience, 9, 235.
  7. Sullivan, M. B., Erb, M., Schmalzl, L., Moonaz, S., Noggle Taylor, J., & Porges, S. W. (2018). Yoga therapy and polyvagal theory: The convergence of traditional wisdom and contemporary neuroscience for self-regulation and resilience. Frontiers in Human Neuroscience, 12, 67.